CeeBee

dinsdag 3 juli 2007

PI

“Doet u uw riem maar even af, mevrouw”. De dame klinkt berustend. Ook zij weet wat er hierna komt. Na mijn riem zal ik mijn laarzen uit moeten doen. En als het apparaat dan nog piept zal ik ook mijn oorbellen en ringen afdoen. Pas dan zal de harde piep niet meer klinken.

Ontdaan van alles wat mij mij maakt loop ik even later door de scan. Stilte. Goddank. Ik doe mijn riem weer om, trek mijn laarzen aan en loop verder. Achter mij valt de deur zwaar in het slot. Ik schrik van de knal die daarmee gepaard gaat. Ik kijk voor me uit en zie een lange gang. Geen daglicht. Alles geel. “Daar zal iemand over nagedacht hebben”, mompel ik een beetje. “Geel is vast rustgevend”.

Omdat ik weet dat ik via de camera’s gevolgd word, loop ik daadkrachtig de trap op om aan de andere kant weer de trap af te dalen. Ik ben in het labyrint van de PI in Nieuwegein en iedere vezel in mij schreeuwt: “Eruit! Laat me eruit! Ik Wil Hier Niet Zijn”.

Maar ik luister niet naar mijn vezels, stap verder en neem uiteindelijk plaats in een kleine kamer. Een hele kleine kamer. Al snel komt mijn gesprekspartner het kamertje binnen en doet de deur dicht. Mijn hart gaat als een razende te keer, want ik wil die deur niet dicht. Niet alleen omdat het kamertje acute claustrofobie opwekt, maar ook omdat ik niet met deze mijnheer alleen wil zijn. Deze mijnheer, met al zijn tattoo’s en gouden kettingen. Deze mijnheer, waarvan ik bijna zeker weet dat hij iemands leven heeft genomen.

"He wijffie, alles goed?”, begint mijn cliënt breed lachend het gesprek. Ik kijk ‘m aan en ontspan. Ik ben niet meer bang, want voor me zie ik een gewone man. Een moordenaar wellicht, maar ook een man die zijn kinderen wil zien. En dat ga ik voor hem regelen.