CeeBee

woensdag 21 februari 2007

carnaval, deel I

Ik keek nog eens door mijn huis: was alles schoon? Hadden de beesten genoeg eten? Lag er geld voor de schoonmakers? Had ik de dierenoppas genoeg geinstrueerd? Ik besloot van wel en ik vertrok. Met een grote bubbelende bubbel waar normaal mijn hart zat stapte ik in de auto. De twee uur naar het zuiden blerde ik mee met de zes gebrandde cd's. Vol met de grootste Maastrichtse carnavalshits. De tijd ging nog nooit zo snel.

Bij mijn ouders wachtte mij eerst nog een tegenslag, en wel mijn incompetentie om sloten open te krijgen. Ik rammelde, ik duwde, ik trok aan het slot van de achterdeur. Maar het mocht allemaal niet baten, het kolereding ging niet open. Uiteindelijk moest ik gered worden door mijn buurjongetje. Die met zijn soepele en slanke vingers het slot in no time open had. Ik schaamde me dood en stamelde een soort woord van dank.

Ik stapte het huis binnen en deed de lichten aan. Het kwam niet vaak voor dat ik alleen in mijn ouders huis was en ik genoot van de stilte. Ik had het plan voor de avond al gemaakt. Ik zou eerst een glaasje drinken, dan even onder de zonnebank en als avondeten een boterham. Zoeen met het allerlekkerste beleg van de wereld. Verder zou de hele zaterdagavond bestaan uit het wachten op het telefoontje van mijn ouders: dat ik hen van het station kon komen halen.

Na de boterham voelde ik een pijnscheut in mijn maag. Al snel joeg de diarree mij naar het toilet en binnen een half uur voelde ik me hondsberoerd. Ik kon het niet geloven: ik werd ziek. De dag voor carnaval. Het feest waar ik zo naar uit had gekeken.

(wordt vervolgd)