CeeBee

dinsdag 22 augustus 2006

The end. Of toch niet.

Het was een vrouw van uitersten. Joviaal, sprankelende ogen en een bulderende lach. Maar ook met een diep verdriet, dat er van tijd tot tijd in grote golven uit kwam. Grote, dikke tranen huilde ze dan. En in de loop der tijd had ze er een gewoonte van gemaakt om mij dan te bellen. Logisch was dat niet, want onze relatie van cliënte tot advocaat was daar eigenlijk niet voor gemaakt. Maar toch liet ik haar bellen en hielp haar. Of probeerde dat in ieder geval.

Gisteren was het weer raak. Deze keer belde ze niet, maar stuurde een sms. Met lichte tegenzin opende ik het. Bij het lezen trok ik wit weg en moest even gaan zitten. Ze schreef dat ze het leven niet meer aan kon en afscheid nam. Ze voegde nog toe dat ik haar maar moest laten gaan.

Nadat de alarmbellen weer gedempt waren ondernam ik actie. Eerst belde ik haar zelf. In dat gesprek liet ze mij weten haar polsen te hebben doorgesneden. Toen ik vroeg waarmee ze dat had gedaan viel ze stil. En zei toen dat het niet waar was. Maar dat ze ‘t wel zou gaan doen. Later belde ik naar haar vriend, haar kinderen, een buurman. En zette zo een search and rescue team op de been. Uiteindelijk bleek ze gewoon thuis te zijn, onder invloed van pillen en alcohol.

Natuurlijk wist ik dat het een schreeuw om aandacht was. En dat de kans op een werkelijke suïcide klein was. Maar ik wilde voorkomen dat ik later bij de politie zou zitten:

“Zo mevrouw Bee, we zijn erachter gekomen dat u de laatste was die mevrouw X. heeft gebeld. Wat heeft u na dat telefoontje gedaan?”
“Nou niets, ik dacht dat het zo’n vaart niet zou lopen”.