rottemottefrogger en rieseschmiesse
Ik was een jaar of 17 - maar ik kan er een jaar naast zitten - en A. was mijn beste vriendin. Ons uiterlijk verschilde als dag en nacht. Zij was klein en donker; ze deed een beetje Frans aan. Lagen make-up smeerde ze op haar gezicht en haar lippen stiftte ze vuurrood. Ik was groot en blond (uit een flesje). Make-up gebruikte ik nauwelijks. Soms probeerde ik haar lippenstift, maar dat maakte mij meer tot een clown dan een vamp. Nog steeds smeer ik daarom niets op mijn lippen, al ben ik al lang niet meer blond.
A. was een durfal. Ze deed en zei alles wat in haar opkwam. Ook als dit sociaal niet gewenst was. Ze had een hekel aan autoriteit en was daarom de nachtmerrie van iedere leraar.
We leerden elkaar kennen tijdens de nachtmerrie van de heer S., in zijn les Engels. Overigens waren zijn lessen ook een kwelling voor ons: de man was volstrekt onbekwaam. Kennelijk is dit onveranderd, mijn nichtje N. ondergaat zijn Engelse martelgang as we speak.
A. was obstinaat en recalcitrant. Ik vond dat wel stoer en deed een beetje met haar mee. Maar zoals A. all the way ging in het sarren van de leraar, hield ik meestal op tijd op. A. verbleef dan ook vaak op de gang, terwijl ik wel mocht blijven. Ik was altijd een beetje jaloers op A., zoals ze zich nergens iets van aantrok. Eigenlijk voelde ik me bij haar een mietje.
Tijdens die zomervakantie werkten we allebei op het Vrijthof in Maastricht. Het geld dat we overdag verdienden, gaven we 's avonds in dezelfde kroeg weer uit. Op een avond besloten we dat we gingen blowen. Dat hadden we beiden nog nooit gedaan. Op een stoepje rookten we ons eerste jointje. We beschreven aan elkaar wat we voelden: zware benen, licht in het hoofd en een opborrelende lachbui. Al snel schoten we in een lachkick. Ik heb nooit meer zo hard gelachen als toen.
Af en toe denk ik opeens aan de woorden die we toen verzonnen. Ik moet er nog steeds om glimlachen.
Ik was een jaar of 17 - maar ik kan er een jaar naast zitten - en A. was mijn beste vriendin. Ons uiterlijk verschilde als dag en nacht. Zij was klein en donker; ze deed een beetje Frans aan. Lagen make-up smeerde ze op haar gezicht en haar lippen stiftte ze vuurrood. Ik was groot en blond (uit een flesje). Make-up gebruikte ik nauwelijks. Soms probeerde ik haar lippenstift, maar dat maakte mij meer tot een clown dan een vamp. Nog steeds smeer ik daarom niets op mijn lippen, al ben ik al lang niet meer blond.
A. was een durfal. Ze deed en zei alles wat in haar opkwam. Ook als dit sociaal niet gewenst was. Ze had een hekel aan autoriteit en was daarom de nachtmerrie van iedere leraar.
We leerden elkaar kennen tijdens de nachtmerrie van de heer S., in zijn les Engels. Overigens waren zijn lessen ook een kwelling voor ons: de man was volstrekt onbekwaam. Kennelijk is dit onveranderd, mijn nichtje N. ondergaat zijn Engelse martelgang as we speak.
A. was obstinaat en recalcitrant. Ik vond dat wel stoer en deed een beetje met haar mee. Maar zoals A. all the way ging in het sarren van de leraar, hield ik meestal op tijd op. A. verbleef dan ook vaak op de gang, terwijl ik wel mocht blijven. Ik was altijd een beetje jaloers op A., zoals ze zich nergens iets van aantrok. Eigenlijk voelde ik me bij haar een mietje.
Tijdens die zomervakantie werkten we allebei op het Vrijthof in Maastricht. Het geld dat we overdag verdienden, gaven we 's avonds in dezelfde kroeg weer uit. Op een avond besloten we dat we gingen blowen. Dat hadden we beiden nog nooit gedaan. Op een stoepje rookten we ons eerste jointje. We beschreven aan elkaar wat we voelden: zware benen, licht in het hoofd en een opborrelende lachbui. Al snel schoten we in een lachkick. Ik heb nooit meer zo hard gelachen als toen.
Af en toe denk ik opeens aan de woorden die we toen verzonnen. Ik moet er nog steeds om glimlachen.
<< Home